Hier zijn een aantal Engelse uitdrukkingen voor gesprekken met mensen die u al kent.
Vragen hoe het met iemand gaat
How are you? | Hoe gaat het met je? |
How's it going? | Hoe gaat het? (informeel) |
How are you doing? | Hoe gaat het met je? (informeel) |
How's life? | Hoe staat het er mee? (informeel) |
How are things? | Hoe staat het er mee? (informeel) |
I'm fine, thanks | Alles goed, dank je |
I'm OK, thanks | Het gaat oké, dank je |
Not too bad, thanks | Prima, dank je |
Alright, thanks | Alles goed, dank je |
Not so well | Niet zo goed |
How about you? | Hoe gaat het met jou? |
And you? | En met jou? |
And yourself? | En met jou? |
Vragen wat iemand doet of heeft gedaan
What are you up to? | Wat ben je van plan? |
What have you been up to? | Wat heb je gedaan de laatste tijd? |
Working a lot | Veel aan het werk |
Studying a lot | Veel aan de studie |
I've been very busy | Ik heb het erg druk gehad |
Same as usual | Hetzelfde als altijd |
not much of not a lot | Niet veel |
I've just come back from … | Ik ben net terug van … |
Portugal | Portugal |
Vragen waar iemand is
Where are you? | Waar ben je? |
I'm … | Ik ben … |
at home | thuis |
at work | op het werk |
in town | in de stad |
in the countryside | op het platteland |
at the shops | in de winkel |
on a train | in de trein |
at Peter's | bij Peter |
Naar iemands plannen vragen
Do you have any plans for the summer? | Heb je plannen voor de zomer? |
What are you doing for …? | Wat ga je doen met …? |
Christmas | Kerst |
New Year | Oud en Nieuw |
Easter | Pasen |